Het Kameroenschaap of Djallonké is een schapenras uit dat oorspronkelijk afkomst is uit West-Afrika. De ooien kunnen twee keer per jaar lammeren. De meest voorkomende kleur in Europa is bruin met een zwarte buik, kop en benen.

Naamgeving
Gedurende het koloniale tijdperk exporteerden Duitse en Franse kolonisten schapen uit West-Afrika naar Frankrijk en Duitsland. Het ras werd toen ‘Kameroenschaap’ of ‘West-Afrikaans dwergschaap’ genoemd. De Duitsers waren vooral geïnteresseerd in de zwartbuikige dieren omdat die een meer ‘wilde’ kleur hebben, zoals een antilope. In West-Afrika had men dit kleurtype juist liever niet. In Europa kwamen de schapen meestal terecht in dierentuinen of in privécollecties. Duitse importeurs gaven de schapen een naam die verwees naar de afkomst er van. Ten onrechte worden de nakomelingen van deze dieren in Europa als een apart ras beschouwd. Ook liefhebbers uit de Verenigde Staten importeerden schapen uit verschillende landen van West-Afrika en geven deze de naam van de regio van afkomst. Volgens de organisatie van fokkers is ‘Djallonké’ de enig juiste naam.

Kleur
De kastanjekleurige tekening komt niet veel voor in de Djallonké, maar is slechts een van de vele. Deze kleur is zeldzaam in West-Afrika. Dit terwijl het in Europa de meest voorkomende kleur is. Zwartbuik chocolade, zwartbuik lichtbruin, zwartbuik donkerbruin en volledig zwart komen het meest voor in landen als Duitsland, Nederland, België en Frankrijk.
Standaard
Het Kameroenschaap is een dwergschaap van ongeveer. 45 tot 50 cm hoog. Ooien wegen gemiddeld 25 kilo en rammen 37 kilo. Het Kameroenschaap is een “haar” schaap. Het uiterlijk van het dier heeft zelfs iets weg van een geit. De kleur die we hier meestal zien is bruin met een zwarte buik, maar het Kameroenschaap komt in het land van oorsprong ook voor in zwartbont, bruin-bont en effen zwart of bruin. De rammen zijn royaal voorzien van manen en hebben meestal gedraaide horens.